Geschreven door : Piet Scheele [email protected]

De Strijd om Walcheren De Duitse Weermacht heeft in de tweede wereldoorlog Walcheren in een vesting veranderd. De Duitse Organisation Todt bouwde in 1942 een kustverdediging, de Atlantikwall, vanaf de Spaanse grens tot de Waddeneilanden. Ze bestond uit; dikwandige bunkers van gewapend beton (Ständiger Ausbau im Stahlbeton), artilleriebatterijen (zwaar zeegeschut), luchtafweer (Flakgeschut) en mitrailleursnesten. Rond de bunkers werden mijnenvelden en versperringen van prikkeldraad aangelegd en ze werden onderling verbonden via loopgraven. De verdedigingswerken waren op het westen gericht, de Duitsers verwachtten een invasie uit zee. Wat verder landinwaarts werd een tweede verdedigingslinie aangelegd een 'Zweite Stellung" om bij een doorbraak de aanvallers alsnog terug te slaan. Die 'Zweite Stellung' was iets minder sterk maar wel zo stevig dat zware bombardementen er weinig invloed op hadden. Langs de hele kust van Walcheren stonden kustbatterijen opgesteld; bunkers met zeegeschut. Bij Vlissingen hadden ze een extra zware kustbatterij gebouwd, 'Kernwerk', met 3 geschutsbunkers en de luchtdoelbatterij 'Ost', die de hele Scheldemonding onder schot hield. Ze reikte ver genoeg om het westen van Zeeuws-Vlaanderen en het bruggenhoofd bij Hoofdplaat, dat op 8 oktober 1944 werd gevormd, onder vuur te nemen. De kustbatterijen werden bemand door manschappen van de Duitse Kriegsmarine. De geallieerde legerleiding was op de hoogte van de zware verdediging van Walcheren. Om de Duitse verdediging te verzwakken stelden ze het plan op om de zeedijken te bombarderen en de polders op Walcheren onder water te zetten. Een omstreden plan. Ze stelden zelfs de Nederlandse regering in ballingschap in Londen er niet van op de hoogte. Op 3 oktober 1944 vernielden 247 Lancasters en Mosquito's bij Westkapelle 120 meter dijk. Het zeewater stroomde de polders in. Voor Zeeuwen die eeuwenlang tegen het zeewater streden was dat een zware slag. Vele burgers vonden de dood door de zware bombardementen en overstromingen. Een dag voor het bombardement had de geallieerde luchtmacht met strooipamfletten de bewoners wel gewaarschuwd om een goed heenkomen te zoeken, maar waar moesten ze naar toe, bijna alles kwam onder water te staan. Velen bleven. Ooggetuigen vertelden dat om het doel te markeren vliegtuigen, ook fosforbommen afwierpen. Een fosforbom trof molen De Roos (molen van Theune) en zette die in brand. De molen stortte in en het puin versperde de uitgang voor de mensen die in de molen bescherming hadden gezocht. 47 Mensen kwamen in de molen om. Het bombardement kostte 157 Westkapellenaren het leven. Maar de overstroming van de polders ging de geallieerden niet snel genoeg. Op 7 oktober werd ook de Nolledijk bij Vlissingen door 59 Lancasters gebombardeerd en op 11 oktober bombardeerden 60 Lancasters de dijk bij de Oostwatering bij Veere. Op 17 oktober vielen er opnieuw bommen op de dijk bij Westkapelle: het water stroomde steeds sneller de polders in. De Duitse troepen trokken zich op de hoger gelegen gronden terug. Op de droge zeedijken stonden de zware kustbatterijen die de geallieerde luchtmacht zelfs met zware bombardementen niet kon vernietigen. Vele malen werden de kustbatterijen gebombardeerd zonder dat ze veel schade opliepen. De geallieerden stonden voor een zware opgave om Walcheren te veroveren. Hun aanvalsplan bestond uit drie fasen:
- een aanval over land via de Sloedam.
- een aanval over de Schelde bij Vlissingen vanuit Breskens, met codenaam Infatuate I.
- een aanval over zee bij Westkapelle vanuit Oostende, met codenaam Infatuate II.
- een aanval over land via de Sloedam.
- een aanval over de Schelde bij Vlissingen vanuit Breskens, met codenaam Infatuate I.
- een aanval over zee bij Westkapelle vanuit Oostende, met codenaam Infatuate II.
De Sloedam

Infatuate I

Inmiddels was, nog voor het ochtendgloren, een vloot van landingsvaartuigen vanuit Breskens (Zeeuws-Vlaanderen) de Schelde overgestoken naar Vlissingen en voerde op 1 november 1944 daar een landing uit. Vanuit Zeeuws-Vlaanderen werden de Duitse stellingen rond Vlissingen met artillerie beschoten en werd de stad door vliegtuigen gebombardeerd. Manschappen van het Franse 4e commando en Nederlandse militairen van het Internationale 10e Commando bestormden in de vroege ochtend van 1 november de glooiing van de dijk bij de oranjemolen. Bij het licht worden beschoten Duitse batterijen met gericht vuur onophoudelijk de landingsplaats. Na de landing van een tweede aanvalseenheid, het 4e bataljon van de Royal Scots (King's Own Scottish) en eenheden van de Schotse 155e Infantery Brigade, rukten de commando's onder zwaar vuur op naar het oosten en bezetten ze het Scheldeterrein op het Eiland. De Commando's waren niet instaat om snel naar de stad op te rukken omdat verscholen sluipschutters hen onder vuur namen. Met veel moeite en na felle straatgevechten rukten ze langzaam op. De dag daarna werden ze bestookt vanuit een zware bunker bij de Vlissingse boulevard ten zuidwesten van de stad. Jachtbommenwerpers bestookten met raketten de bunker en pas daarna konden de Commando's de bunker veroveren. Het Duitse plaatselijke hoofdkwartier was in hotel Britannia aan de boulevard gevestigd, dat in een vesting was herschapen. Na een urenlange strijd bestormde het Schotse 7/9e bataljon Royal Scots het hoofdkwartier en gaf kolonel Reinhardt, de Duitse garnizoenscommandant, zich over. Op 3 november werd Vlissingen bevrijd en op 6 november kon het beschadigde Middelburg zonder veel tegenstand worden ingenomen. Vanuit Vlissingen trokken de Commando's naar het westen richting Dishoek.
Infatuate II

Eveneens in de nacht van 31 oktober op 1 november 1944 verliet een geallieerde vloot met het Britse slagschip 'Warspite', de kanonneerboten Roberts en Erebus, 81 verschillende types landingsboten, 45 hulpschepen en ondersteuningsvaartuigen, de haven van Oostende (België) en voerde een landing uit bij Westkapelle. De kanonniers die het scheepsgeschut bedienden dat de Duitse kustbatterijen onder vuur nam moesten het zonder waarnemers uit de lucht stellen, omdat het slechte weer vliegtuigen belette op te stijgen. De Duitsers konden bijna nooit over luchtwaarnemers beschikken omdat de geallieerde luchtmacht het luchtruim beheerste. Het slechte weer belette ook dat vliegtuigen de landingsplaats konden bombarderen. De Duitse kustbatterijen die het vuur op de schepen openden waren in het voordeel: de schepen staken af tegen de horizon terwijl ze zelf in weinig kwetsbare en niet zinkbare bunkers zaten. Het Duitse tegenvuur was zo hevig dat er al negen ondersteuningsvaartuigen gezonken waren en elf buiten gevecht gesteld voor de eerste landingsvaartuigen de kust bereikten. Een opvarende van een van de begeleidende schepen schreef o.a. in een brief: 'Met hevig vuur worden de Duitse stellingen onder vuur genomen, maar ze schieten ook fel terug. Zeven van de vaartuigen worden door het Duitse vuur tot zinken gebracht en andere vaartuigen raken zwaar beschadigd'. Toch wisten de kanonniers van het slagschip en van de kanonneerboten de kustbatterijen W15 (bij Westkapelle) en W17 (bij Domburg) tot zwijgen te brengen. De amfibievaartuigen die in zee waren gelost konden de kust bereiken. De Marinierscommando's 41, 47 en 48, versterkt met Noorse, Belgische en 14 Nederlandse Commando's, zetten met hun Buffalo's en Weasels voet aan wal. Sommige Commando's kwamen aan de 'verkeerde' kant van het gat in de dijk terecht. Eerst maakten de troepen weinig vorderingen doordat de aanval werd vertraagd door grote materiële schade en verliezen aan manschappen. Na een fel gevecht op de noordelijke dijk veroverden de Mariniers kustbatterij W15 en werd Westkapelle bevrijd. De geallieerde troepen vormden bij Westkapelle een stevig bruggenhoofd. Vanuit het bruggenhoofd zetten de geallieerde troepen moeizaam de aanval voort. De gevechten om de kustbatterijen in de bunkers waren zwaar. De kustbatterijen waren in de zeedijk gebouwd die aan de ene kant door de zee en aan de andere kant door het water van de ondergelopen polders werden beschermd en rondom waren beveiligd door prikkeldraad en mijnen. Op de vaak kale dijk was er voor aanvallers weinig bescherming. Alleen in de gebieden waar de polder wat hoger lag en niet was overstroomd of waar bossen en struikgewas stonden bood dit voor de aanvallers enige dekking. Door met kanonnen op de schietgaten in de bunker te richten en speciale granaten te gebruiken kon een ravage in de bunker worden aangericht. Pas als Commando's er in slaagden de bunker binnen te dringen kon de vijand worden verslagen. De Zoutelandse kustbatterij W13 op de zuidelijke dijk werd zwaar door de Duitsers verdedigd. De aanvoer van munitie en voorraden was door het onder water zetten van Walcheren voor de Duitsers moeilijker geworden. Batterij W13 kwam zonder munitie te zitten en de Duitse bezetting die de bunker met handwapens moest verdedigen werd na een kort gevecht overmeesterd. Bij Dishoek, wat verder op de zuidelijke dijk, bemoeilijkte de Duitse batterij W11 de geallieerde bevoorrading via Westkapelle. Om die kunstbatterij uit te schakelen moest het 48e Commando felle gevechten leveren. Pas in de avond, na een slopende strijd waarbij zware verliezen werden geleden, konden Commando's de bunker binnendringen en gaven de overgebleven Duitsers zich over. Aan de noordkant van het bruggenhoofd veroverde het 41e Commando na twee dagen strijd Domburg. Duitse sluipschutters beschoten vanuit de Domburgse watertoren de Noorse en Belgische aanvallers en pas in de middag van 3 november gaven de Duitsers zich over en werd Domburg bevrijd. Met steun van een aantal tanks zetten daarna de Commando's de aanval in op kustbatterij W18 bij Oostkapelle. De Duitsers hadden in de bosrijke omgeving mijnenvelden en versperringen aangelegd die de aanval bemoeilijkten. Pas nadat geallieerde tanks de Duitse mitrailleurnesten hadden vernietigd kon de kustbatterij worden veroverd. Drie dagenlang duurde de strijd. Pas op 6 november gaven 300 Duitse verdedigers zich
De bevrijding

Bevrijding De geallieerden hoorden via berichten van de ondergrondse dat de Duitse Luitenant-generaal Daser van de 70e Infanterie Divisie bereid was om zich in Middelburg over te geven aan een hooggeplaatst officier van een tankmacht. Er was echter niet zo gauw een tankmacht en een hooggeplaatst officier voorhanden. Het werd opgelost door Majoor Johnston van het 7/9 Bataljon Royal Scots tijdelijk tot 'Kolonel' te bevorderen en met elf Buffalo's op 6 november naar het hoofdkwartier van Luitenant-generaal Daser in Middelburg te trekken. Dat was voor Daser blijkbaar voldoende. Met de nodige symboliek reikte generaal Daser zijn pistool aan Johnston en gaf zich over. De overgave was een merkwaardig staaltje van Duitse militaire cultuur, discipline en trots. Misschien was de symboliek nodig om te voorkomen dat de Duitse legerleiding uit weerwraak de familie van de generaal liet boeten. Op 8 november was de Duitse weerstand op Walcheren gebroken: heel Walcheren was vrij. Bij de gevechten om de Scheldemonding zijn vele geallieerde militairen en Duitse manschappen gesneuveld. Hoeveel is me niet exact bekend, evenmin is bekend hoeveel soldaten later aan hun verwondingen zijn overleden. De Stichting Steun Bevrijders Walcheren, die zich baseert 'op een officiële Engelse publicatie', noemt het cijfer van 27.600 voor het hele Scheldegebied. Niet duidelijk is wie en wat er wordt meegeteld. Het aantal slachtoffers onder de burgerbevolking was groot. Ook daarvan ontbreken exacte cijfers. Na de gevechten was het 'werk' nog niet klaar. Om de haven van Antwerpen als aanvoerhaven te kunnen gebruiken moesten eerst de vele mijnen in de Westerschelde worden geruimd. Met man en macht werd eraan gewerkt en op 26 november was de Schelde vrij van magnetische- en andere mijnen. Op 28 november 1944 liep het eerste konvooi van 18 Libertyschepen, onder leiding van het vrachtschip Fort Cataraqui, de haven van Antwerpen binnen.